“Bidt Jeruzalem vrede toe.” – Psalm 122:6
In de Psalmen die we deze maand hebben overdacht, wordt vaak gesproken over de berg Sion en de stad Jeruzalem. Deze psalm gaat zelfs speciaal over deze stad: het is een blij lied over de tocht naar Jeruzalem en een innig gebed dat de stad vrede mag kennen. Nu er in het moderne Jeruzalem helemaal geen vrede heerst, kunnen we ons wel afvragen welke betekenis de stad voor ons nog heeft.
In het Oude Testament zien we dat het Gods bedoeling was dat ‘Zijn naam’ op een bepaalde plaats in het beloofde land zou ‘wonen’: ‘die (plaats) zult gij zoeken en daarheen zult gij gaan’ (Deuteronomium 12:5). Welke plaats dat uiteindelijk was, werd pas duidelijk toen David koning werd en de vesting Jeruzalem innam: ‘David ging in de burcht wonen en noemde die: Stad Davids’ (1 Samuël 5:9). Want David besloot de ark van het verbond, die al sinds de tijd van Samuël in het dorpje Kirjat-Jearim bewaard werd (1 Samuël 7:1), over te brengen naar ‘Sion’, zoals de stad ook heette vanwege de heuvel waarop hij was gebouwd: ‘Toen ging David heen en haalde de ark Gods onder gejuich uit het huis van Obed-Edom naar de stad Davids.’ (2 Samuël 6:12). Dat dit inderdaad de plaats was waar de eredienst voor God uiteindelijk moest plaatsvinden, blijkt uit de goedkeuring van het plan om voor God een tempel, een vast huis, te bouwen in Jeruzalem. Wel is het niet David maar Salomo die dit grote werk moet uitvoeren: ‘Die zal mijn naam een huis bouwen’ (2 Samuël 7:13).
In het Nieuwe Testament is Jeruzalem eigenlijk al niet meer wat het eigenlijk moest zijn. Jezus verjaagt de handelaars uit de tempel en Hij kondigt ook aan dat de stad en de tempel opnieuw verwoest zullen worden (Lucas 21:20 ‘Zodra gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabij is.’). Maar tegelijk is het in deze stad dat Jezus gekruisigd werd en opstond uit de dood: ‘Het gaat niet aan dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt’ (Lucas 13:33). In Jezus woont God onder de mensen en met zijn opstanding openbaart zich de nieuwe tempel (Johannes 2:21 ‘Hij sprak over de tempel van zijn lichaam’). Met de uitstorting van de Heilige Geest ontstaat bovendien de gemeente, waarin God woont, het geestelijke Jeruzalem, dat eerst nog wel in de stad Jeruzalem blijft, maar zich daarna over alle landen verspreidt: ‘En allen werden verstrooid over de streken van Judea en Samaria’ (Handelingen 8:1). Paulus spreekt over de gemeente als het ‘hemelse Jeruzalem dat vrij is’ (Galaten 4:26).
Maar net zo min als het oude volk Israël vergeten is, wordt ook het land en de stad Jeruzalem vergeten. God wil het oude volk uiteindelijk opnemen in het nieuwe verbond. En de stad Jeruzalem zal bij de terugkeer van Jezus de plaats zijn vanwaar uit Hij zal regeren en vrede zal brengen voor heel de wereld. Dit lezen we in de profetieën van het Oude Testament, maar ook in het Nieuwe Testament waar gesproken wordt van ‘de geliefde stad’ (Openbaring 20:9). Uiteindelijk zal God op de nieuwe hemel en aarde het hemelse Jeruzalem, ‘de bruid, de vrouw van het Lam’ (Openbaring 21:9) vestigen, waar Hijzelf de tempel en het licht is. De geestelijke werkelijkheid van de gemeente wordt dan een zichtbare werkelijkheid: ‘En hij voerde mij op een hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel van God’ (Openbaring 21:10).
Het is belangrijk er ook in onze tijd bij te blijven stilstaan dat God zowel met deze wereld als met zijn gemeente een bedoeling heeft. Het huidige, geografische Jeruzalem herinnert ons aan de trouw van God aan zijn beloften en aan de naderende terugkeer van Jezus. De uiteindelijke roeping die we als gemeente hebben, herinnert ons eraan dat we eigenlijk in de hemel ons ‘thuis’ hebben. Bidden voor het feitelijke Jeruzalem is bidden voor Jezus’ spoedige terugkeer zodat er vrede mag komen, maar het is ook bidden dat we in ons midden als gemeente zijn hemelse vrede al mogen kennen. De woorden van de psalm hebben betrekking zowel op het aardse als hemelse Jeruzalem: ‘Vrede zij binnen uw muur, rust in uw burchten’ (vs 7). In het boek Handelingen is te zien dat dit een realiteit was, zelfs in een heel moeilijke periode: ‘De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest’ (Handelingen 9:31).
Laten we de woorden ter harte nemen waarmee de psalm eindigt: ‘Om mijn broeders en mijn vrienden wil ik zeggen: Vrede zij in u; om het huis van de HERE, onze God, wil ik het goede voor u zoeken.’ We mogen hopen dat het aardse Jeruzalem vrede zal kennen, maar zeker ook zelf bidden en ernaar streven dat we vrede onder elkaar mogen kennen en deze vrede in onze omgeving ook mogen uitdragen.
Bijzondere actviteit zondag 5 februari:
Een bijzondere zondag. We vieren opnieuw avondmaal en hebben dan altijd een extra collecte, deze keer bestemd voor de Evangelische Leprazending. Na de dienst willen we nog blijven voor een gezamenlijke maaltijd waarvoor iedereen iets kan meebrengen.